Alida en Adelheid

Lang geleden woonden er in Dwaele twee zussen, Alida en Adelheid. Ze woonden naast de grote Dwaelse kerk. Alida aan de ene kant, en Adelheid aan de andere. De zussen woonden er al hun leven lang. Toch zagen ze elkaar maar weinig.

Alida was een opgewekte vrouw die het leven met grote teugen genoot. Haar glimlach sierde de straten en pleinen en kleurde de dag van eenieder die ze tegenkwam. Ze had voor iedereen een vriendelijke woordje klaar, en als je de tijd had vertelde ze je de verhalen over het Dwaele uit lang vervlogen tijden. Maar ze was vooral bekend om haar prachtige pianospel. Dat was bekend tot ver buiten de stad. Ze leek een bijzondere gave te bezitten die tonen in een piano wist te vinden die nog nooit waren gehoord. Wanneer haar pianospel klonk werd het stil op straat. Mensen hielden in om te luisteren en vogels staakten hun gezang. Zelfs de enorme klok in de Dwaelse kerktoren leek op die momenten een stukje zachter te slaan.

Hoe anders was het met haar zus Adelheid. Zij was een hautaine en nukkige dame die de wereld voor zich uit schopte. Foeterend liep ze dan op straat te proclameren hoe geweldig zij was, en hoe vreselijk dom de rest van Dwaele. Om zoveel chagrijn liep men graag heen. Ook Adelheid speelde piano. Dat deed ze lang niet zo goed als haar zus Alida, al vond ze zelf van wel. Maar wanneer háár pianospel over het plein klonk, deden de Dwaelers er ineens alles aan om er met zoveel mogelijk herrie bovenuit te komen. Marktkooplui begonnen hun waar extra hard aan te prijzen, honden zaten spontaan te janken en het xxx. Het maakte Adelheid woedend. Stelletje cultuurbarbaren. Geen wonder dat ze veel meer op hadden met dat oeverloze gepingel van haar zus. 

Op een dag ontving Alida een uitnodiging van de Koning om haar pianospel te laten klinken in het Dwaelse Orkestgebouw. Morgenavond om klokslag 8 uur zou het concert beginnen. Alida was verrukt. In gedachten zag ze zichzelf al achter de enorme vleugel zitten, terwijl de toetsen onder haar vingers dansten. Dit moest haar zus weten! Toen ze even later bij Adelheid aanbelde, reageerde deze nuffig dat ze morgenavond echt wel wat beters te doen had, en sloot de deur.

De volgende dag werd Alida gewekt door het gelui van de grote Dwaelse kerkklok. 11 lome slagen droegen de nieuwe dag naar binnen. Tjonge, ze had zich flink verslapen! Nou ja, bedacht ze zich, een beetje uitslapen op een dag als deze is wellicht geen overbodige luxe. Ze dacht aan vanavond, en aan haar grote moment op het podium van het orkestgebouw. Met die gedachte stond ze op en zat ze even later achter haar verlate ontbijt. Buiten hoorde ze de klok opnieuw slaan. Maar wacht eens even. Dat was vreemd. De klok sloeg 8 keer. Maar het was net 11 uur geweest. Hij zou nu juist 12 keer moeten slaan, toch? Ze opende haar raam en zag dat het buiten op straat een chaos van jewelste was. Mensen liepen en riepen door elkaar heen. Toen Alida vroeg wie haar kon vertellen wat er aan de hand was, antwoordde een oude man: ‘De Dwaelse klok is van slag. Hij slaat alle uren door elkaar. Het is een bende.’ 

‘Maar hoe laat is het dan?’ Vorige Alida. 

‘Tja, dat is nu net het probleem. Dat weet niemand. De zon staat nog laag, maar volgens de klok was het net 11 uur, en nu weer 8 uur. Alles loopt in de soep. De bakker is nog dicht, maar de scholen zijn al uren open! Iedereen doet maar wat. Maar niemand komt op tijd! De koning houdt zich er persoonlijk mee bezig en heeft alle activiteiten afgelast totdat hij weet wat er gaande is.’

Alida sloot het raam. De geluiden van buiten verdwenen weer. Warempel. Dwaele was de tijd kwijt? En de koning had dus alles afgelast! Dan ging haar concert vanavond dus ook niet door. Maar goed, er waren nu wel grotere problemen. Hoe had dit kunnen gebeuren? De Dwaelse klok had de stad nog nooit teleurgesteld. Die hing er al net zo lang als dat de tijd bestond. 

Een lange dag ging voorbij waarin het één grote chaos was in Dwaele. Winkels gingen open en toch weer dicht. De wachtkamer bij de dokter raakten overvol, en postkoetsen vertrokken veel te laat, en uiteindelijk toch maar niet.

De avond begon al te vallen toen Alida door haar raam naar buiten staarde. Op het Dwaelse plein zag ze een massa mensen nog steeds hoofdschuddend naar de grote kerkklok kijken. Alida had het schouwspel de hele middag bekeken. En er was haar ondertussen iets opgevallen. Iets dat niemand anders had opgemerkt. Maar haar scherpe oor liet haar niet in de steek. Ze opende haar voordeur en liep naar het huis van haar zus. Toen deze haar deur opende en Alida zag staan, zuchtte ze. ‘Wat kom jij nou weer doen?’ 

Alida liep haar zus voorbij en beende naar binnen. ‘Adelheid,’ sprak ze streng, ‘stop hiermee.’ Haar zus fronste haar wenkbrauwen. ‘Waar heb je het over?’ 

‘Adelheid, je begrijpt heel goed waar ik het over heb. Sprak Alida. ‘Stop hiermee.’ Alida keek haar ongelovig aan. ‘Wacht even, denk jij dat ik iets met die chaos te maken heb?’ Alida schudde haar hoofd. ‘Dat dénk ik niet, dat weet ik zeker. Adelheid, je kunt de wereld voor de gek houden, maar je zus niet.’ Adelheid werd boos. ‘Waar haal jij het recht vandaan om mij ervan te beschuldigen?’ 

Alida keek in de ogen van haar zus. ‘Omdat ik het al de hele dag hoor, Adelheid. Het is de kerkklok. Hij probeert al de hele dag iets te vertellen. Aanvankelijk had ik het niet door, maar gaandeweg de dag werd het mij duidelijk.’ Adelheid schuifelde wat met haar voeten. ‘Oh, en wat hoor je dan?’  ‘Luister,’ zei Alida, terwijl ze vlak voor haar zus kwam staan. ‘De klok sloeg vandaag achtereenvolgens 1 maal, 4 maal, 5 maal, toen 12 maal, daarna 8 maal, 3 maal, 9 maal, en tenslotte 4 maal.’ 

Adelheid ontweek haar blik en staarde naar de grond. ‘Pas toen ik die slagen vergeleek met de letters van het alfabet, werd het mij duidelijk. De klok sloeg de letters A…D…E…L… moet ik doorgaan? Hij spelde jouw naam, Adelheid. Jouw naam! Jij hebt die klok betoverd. Maar waarom?’ 

Adelheid zuchtte en zakte in een stoel. ’Weet je nog hoe wij vroeger als kleine meisjes iedere avond achter de piano zaten? Het zijn de mooiste herinneringen uit mijn leven. Ik kon alleen maar naar jouw handen kijken. Jij wist die piano te laten klinken als niemand anders. Het was alsof je meer toetsen wist te vinden dan er waren. En ik? Ik zat daar maar, met mijn vingers verstrengeld in een jaloezie die ik tot op de dag van vandaag voel. Nooit heb ik zo prachtig kunnen spelen als jij. Ik wil niet jaloers zijn, maar ik ben het wel. Het heeft mij veranderd. Ik ben een bitter oud mens geworden, dat op straat wordt nagekeken en uitgelachen. En kijk naar jou. Iedereen is gek op je! En dan kom je hier gisteren ook nog eens vrolijk verkondigen dat je in het orkestgebouw bent uitgenodigd. Nou, toen knapte er iets in me, en heb ik iets gedaan waar ik vreselijk veel spijt van heb. Op zolder vond ik een oud boekje met wat goedkope spreuken. Ik ben vannacht naar de kerktoren gegaan en heb de klok betoverd. Ik geen concert. Niemand een concert. Het spijt me, zus.’

Alida pakte de hand van haar zus. ‘Maak je geen zorgen, zus. Je speelt prachtig. Al die keren dat jij achter je piano zat, was er iemand die haar raam opende om beter naar je te kunnen luisteren. Adelheid keek haar zus aan. ‘Jij?’

Alida knikte. ‘En geloof mij nou maar, mensen hebben geen hekel aan jouw muziek. Ze hebben alleen hun gedachten bij de persoon die die muziek speelt. De persoon die ze kennen als bitter en boos en niet als de lieve zus, die ik door de jaren ben kwijtgeraakt. 

Ik geloof dat het tijd is dat Dwaele jou gaat leren kennen zoals ik je ken. En dat gaan we ze laten zien. En horen! Adelheid, speel met mij mee in het Concertgebouw. Jij en ik. Twee zussen achter de piano. Quatre mains. Net als vroeger.’

‘Meen je dat?’ vroeg Adelheid.

‘In alle toonaarden,’ glimlachte Alida. 

En zo gebeurde het. Nog diezelfde avond verbrak Adelheid de betovering van de Dwaelse klok. De rust in Dwaele keerde terug en het normale leventje nam weer zijn gang. En de volgende avond zaten ze daar, achter de grote vleugel van het orkestgebouw. Net als vroeger. Alida en Adelheid. Twee zussen met een lang verleden zónder, maar een prachtige toekomst mét elkaar. Sinds die dag werden ze nooit meer zonder elkaar gezien. Onafscheidelijk liepen ze door de straten van Dwaele. En onafscheidelijk klonk hun muziek over het Dwaelse plein. Tot op de dag van vandaag. Je moet het echt eens komen beluisteren. En de grote kerkklok? Die luid dan opgelucht en opgetogen mee. 

Laat hier je reactie achter.