De Dwaelse Put

Op een verborgen pleintje aan de rand van Dwaele staat een oude waterput. Hij staat er al lang. Heel lang. En hoewel er al sinds mensenheugenis geen water meer in staat, is er altijd wel iemand te vinden. Het is namelijk geen gewone put. Het is een echoput. Een echoput met een echo van wel honderd jaren. Vanuit de diepte klinken hier stemmen en geluiden zoals ze precies een eeuw geleden in de put zijn verdwenen. Als je over de rand hangt, hoor je mensen keuvelen en kinderen spelen, je hoort het geblaf van honden, het getortel van duiven, en het gedonder van een verkwikkende onweersbui. Mocht het je ooit lukken, dan moet je er zeker eens langs gaan.

Op een late herfstdag stond een jonge vrouw al vroeg bij de put. Ze leunde over de rand en luisterde aandachtig. Ze merkte niet dat een kraai op het dak van de put was geland en haar al een tijdje aanstaarde. ‘Waar luister je naar?’ vroeg de kraai. De jonge vrouw keek niet op. ‘Ssst! Stil,’ fluisterde ze, ‘anders mis ik het.’ De kraai keekhaar aandachtig aan. ’Wat mis je dan?’ De vrouw keek op en zag nu pas dat het de kraai was die tegen haar sprak. ‘Dat kan ik je niet vertellen.’ 

‘Toen maar.’ sprak de vogel. ‘Nou, dan zal ik mijn snavel maar houden, hè? Stel je voor dat ik er doorheen kraai.’

‘Precies.’ antwoordde de jonge vrouw, en ze boog weer over de rand. Maar nog geen paar tellen later landde de kraai naast haar en tuurde de put in. ’Maar waar luister je dan naar?’ vroeg hij. De jonge vrouw keek opzij. ‘Stil nou,’ siste ze. ‘anders mis ik het.’ De kraai hupte nog iets dichterbij. ‘Maar wát mis je dan?’ De jonge vrouw bleef in de diepte turen. ’Ach, dat snap jij toch niet.’  De kraai begon met zijn snavel te klepperen. ‘Hoezo snap ik dat niet? Omdat ik een kraai ben? Nou, het zou je maar gezegd worden. De arrogantie!’

De jongedame keek hoe de vogel naast haar boos heen en weer liep. ‘Weet je,’ zei hij, ‘laat ook maar. Ik wilde je alleen maar helpen.’ En nijdig draaide hij zich om. De vrouw zuchtte. ’Goed, goed. Ik zal het je uitleggen. Ik sta hier te wachten op een boodschap. Een boodschap van mijn overgrootvader.’ Langzaam draaide de kraai zijn kop om. ‘Je overgrootvader?’

‘Ja, mijn overgrootvader. Hij heeft 100 jaar geleden op deze plek een boodschap achtergelaten. Als klein meisje heb ik moeten beloven vandaag naast de put te staan om de echo van zijn stem te horen. En daarom sta ik hier. Het is belangrijk. Ik mag dit niet missen.’ De kraai zweeg en keek samen met de jonge vrouw de diepte in. Daar klonken de echo’s van tjilpende vogels, een piepende koets en het gehinnik van paarden. Maar ineens, tussen alle andere geluiden, hoorden ze voetstappen naderen. Ze stopten bij de put. De kraai en de vrouw luisterden ademloos hoe een man zijn stem schraapte. Daar klonk vanuit de diepte de stem van overgrootvader:  

Jij, verre verwant, uit mijn geslacht geboren

Hield jouw belofte stand? Dan breng ik nu ter ore 

Een geheim, lang verborgen, enkel aan jou onthuld

Dat je rijkdom zal bezorgen, mits je mijn wens hier vervult

Jij, drager van mijn ring, rechtschapen en gewis

Werpt hem in de put. En verkrijg mijn erfenis

Kort hierop verdwenen de voetstappen en werd het stil.  De kraai keek het meisje aan. ‘Niet te geloven. Je had nog gelijk ook.’  De jonge vrouw zuchtte en greep naar haar hand. Daar voelde ze een ring. Het was de ring van haar overgrootvader. Ze had hem ooit van haar moeder gekregen, aan wie ze had moeten beloven er heel zuinig op te zijn. En toch was het haar overgrootvader zélf die haar nu vroeg er afstand van te doen. Zenuwachtig draaide ze de ring om haar vinger. Wat moest ze doen?

De kraai hield zijn kop schuin. ‘Nou, waar wacht je nog op?’ De dame keek naar de ring. ‘Ik weet het niet.’

‘Je weet het niet?’ schamperde de kraai. ‘Als ik het goed begrijp wacht er een erfenis op je! Ik zou het wel weten.’ De jonge vrouw schudde haar hoofd, ‘Deze ring. Ik draag hem al zo lang. Het is een erfstuk. Hij was van mijn overgrootvader.’ De kraai sprong op. ‘Diezelfde overgrootvader die je net vraagt hem in de put te gooien.’ Hij keek de vrouw met grote kraaienogen aan. ‘Ja, ik zie het probleem niet, hoor.’ De vrouw hield haar handen voor haar ogen. ‘Oh, wat moet ik nou doen?’ De kraai kwam vlak voor haar staan en sprak: ‘Het was zijn wens. Waar wacht je nog op?’ 

De vrouw dacht even na en nam toen de ring van haar vinger. ‘Je hebt gelijk.’ zei ze kort.  Ze hield de ring boven de put, ademde diep in, en liet hem vervolgens in de diepte vallen. Direct vloog de kraai de put in. De jonge vrouw schrok ervan. Wat was hij ineens van plan? Wilde hij haar ring stelen? Dat rotbeest! Hij had alleen maar op haar ingepraat om er zelf met de ring vandoor te gaan! Háár ring, waarmee ze de laatste wens van haar overgrootvader wilde vervullen. Ze moest wat doen, want straks was die vogel gevlogen. Wacht maar tot hij weer boven kwam vliegen. Ze zou hem wat!

Niet veel later hoorde ze in de put het slaan van zijn vleugels. Daar zou je die dief hebben! Toen de kraai bijna boven was zag ze de ring al in zijn snavel glimmen. ‘Geef terug!’ Gebood ze hem. 

‘Ja ja, rustig aan,’ sprak de kraai, ‘eerst de belangrijke zaken.’ 

De vrouw zag hoe de kraai moeizaam uit de put omhoogvloog. Hij klemde wat in zijn poten. Het was een oud verweerd kistje, dat hij voor haar voeten op de grond zette. De jonge vrouw pakte het op en opende het deksel. Ze kon haar ogen niet geloven. Daar blonken ontelbaar veel goudstukken, sieraden en diamanten. De erfenis van haar overgrootvader! 

Ze was zo beduusd, dat ze niet merkte dat de kraai weer naast haar op de rand van de put was geland. ‘Pfff! Mijn hemel, wat een gewicht. Dat was ik even vergeten. Ik voel mijn vleugels niet meer!’ Hij hipte dichterbij en liet de ring uit zijn snavel in haar hand vallen. De vrouw keek naar de ring en vervolgens naar de kraai. ‘Jij wist dit?’ De vogel knikte. ‘Tuurlijk wist ik dit. Al honderd jaar.’

‘Honderd jaar? Jij?’ Begon de vrouw, ‘Maar… hoe dan?’

De kraai sloeg zijn vleugels uit en vloog op. ’Luister, als ik al mijn geheimen ga prijsgeven, blijven er maar weinig sprookjes over. Maar geloof deze ouwe kraai nou maar: 

Niets, ooit gezegd of gefluisterd

Ging met de tijd verloren. 

Dus, als je écht goed luistert

Is er nog een wereld om te horen.’

Laat hier je reactie achter.