De Ridders van Rondelmonde

Door de eeuwen heen is Dwaele geregeld geplaagd door stropers en roverbendes die uit waren op de rijkdommen van de stad en haar bewoners. Er waren er veel verschillende, maar de gevaarlijksten waren ongetwijfeld de Ridders van Rondelmonde. Dit clubje van in ongenade gevallen ridders was ooit verbannen uit de stad Rondelmonde en trok sindsdien rovend door het land. En ieder jaar wisten ze de weg naar Dwaele wel te vinden. Met een hoop bombarie beukten ze door de stadspoort, waarna ze plunderend door de stad trokken. Geen huis, geen winkel of kerk was dan veilig. Alles moest mee, en daarbij werd niets overgeslagen. Zo trokken de ridders het gouddraad uit je kleding, pulkten ze het zilver van je spiegels, en hakten ze flinke stukken brons uit de grote Dwaelse kerkklok. Was je vergeten dat je een muntje in je jaszak had, dan hadden zij hem al voor je gevonden. De Dwaelers lieten het maar over zich heen komen. Er kwam immers altijd wel een moment waarop de ridders weer vertrokken. Voor even, dan. Want ze kwamen altijd weer terug.  

Dit sprookje begint op een vroege lentedag, lang geleden. De ridders waren weer eens op rooftocht en hadden hun paarden richting Dwaele geleid. Ze wisten dat er even buiten de stad een boerenhoeve lag. En niet zomaar eentje. Deze hoeve was van boer Bolderveen, de rijkste boer uit de omgeving. Zijn hoeve leek wel een klein kasteel. Vreemd dat de ridders zijn hoeve al die tijd over het hoofd hadden gezien. Er was immers vast genoeg te halen. De hoogste tijd dus, om er eens langs te gaan. In galop reden de ridders die ochtend richting de hoeve. Voorop reed Reynhardt. Reynhardt van Rondelmonde. Hij was een ridder met een duister verleden, die je noch als vriend, noch als vijand wenste. Als leider van de bende leidde hij zijn ridders van plundering tot plundering. 

Luid joelend naderden de ridders de boerenhoeve. Hun paarden ploegden zich al schuimbekkend door het mulle zandpad, toen ze onverwachts op een tweesprong stuitten. Reynhardt stak zijn hand op om zijn ridders tot stoppen te manen. Hij snoof en keek vanuit zijn norse ogen eerst naar links, en toen naar rechts. ’Hé baas,’ klonk er van achteruit de groep, ‘welke kant gaan we op?’ Reynhardt keek woest om. ‘Als ik dat zou weten, stommeling, dan stonden we hier niet stil.’ De andere ridders hielden angstig hun mond en keken om zich heen. Toen klonk opnieuw de stem vanachter uit de groep: ‘Uh baas, misschien moeten we het hém eens vragen.’ De ridder wees naar de bosrand. Reynhardt keek opzij en zag een lange slungelige man tegen een hekje staan, die met grote ogen de groep ridders bekeek.

‘Hé jij daar,’ brulde Reynhardt. ‘hier komen!’ Angstig kwam de slungelige man op hem af lopen. ‘Luister, pummel, wij zoeken de hoeve van Bolderveen. En jij gaat ons daarbij helpen. Moeten we hier links- of rechtsaf?’ De lange slungel aarzelde even, maar wees toen voorzichtig met zijn vinger naar links. Reynhardt lachtte en spoorde zijn paard aan. ’Komaan, mannen. Volg mij! We gaan die hoeve volledig omkeren. De buit is van ons!’ Hierop stoven de ridders luid joelend achter hun leider aan, de lange slungel in een enorme stofwolk achterlatend. De ridders van Rondelmonde reden harder en harder. Ze konden de buit al ruiken! Ze stuurden hun paarden over kronkelige paden, over heuvels en langs uitgestrekte velden, tot ze na een klein uur opnieuw op een tweepsrong stuitten. Reynhardt hief zijn hand weer op en de bende stopte. Verdraaid. Weer een tweesprong! Welke kant moesten ze nu weer op. Ze hadden geen idee. En helaas was er dit keer geen lange slungel in de buurt die ze kon helpen. Wel stond er zo’n zelfde hekje als net. Maar wacht eens even. Dat leek warempel wel hetzelfde hekje als net. ‘Uh, baas,’ klonk er weer vanachter uit de meute,’ ik denk dat we hier net ook hebben gestaan. We hebben een rondje gereden.’ Reynhardt keek strak voor zich uit en snoof. ‘Jahaa! Dat zie ik natuurlijk ook wel! We zijn door die slungel beetgenomen. Hij heeft ons de verkeerde kant op gestuurd. Wacht maar tot ik hem in mijn vingers krijg, Dan zwaait er wat voor hem. Hij draaide zijn paard om naar de groep ridders. ‘Mannen, het is wel duidelijk dat we dichtbij zijn, want ze sturen ons niet voor niets de verkeerde kant op. We gaan hier dus rechtsaf!’ En zo denderden de ridders opnieuw achter hun baas aan, op weg naar de hoeve. 

Het duurde niet lang voordat ze daar arriveerden. De ridders sprongen van hun paarden en keken naar het enorme gebouw dat zich voor hen uitstrekte. ‘Niet te geloven,’ dacht Reynhardt, ‘Hier moet wel een enorme rijkdom achter de muren verschuilen. De buit die ik hier vandaan haal maakt mij vast en zeker de rijkste ridder van het land. Dan zal ik eindelijk weer het respect genieten dat mij toekomt.’ Hij bond zijn paard aan een boom en liep op de hoeve af. Maar plots zag hij daar opnieuw die lange slungelig staan! De man leunde tegen de muur en leek bepaald niet onder de indruk van de groep woeste ridders. Reynhardt knarste met zijn tanden. ‘Kijk eens aan, als we daar onze grappenmaker niet hebben! Ik zal je leren ons de verkeerde kant op te sturen, pummel. Zeg op, wie ben je? ’ De lange slungel glimlachte. ‘Ik ben boer Bolderveen.’ Verbaasd bekeek Reynhardt de man van top tot teen. Was dit DE boer Bolderveen? De rijkste boer van Dwaele? Hij? Reynhardt moest toegeven dat hij bij boer Bolderveen niet direct aan deze spriet had gedacht. ‘Nou, Bolderveen, dan heb ik vervelend nieuws voor je. We komen vandaag je hoeve leegroven. Wees even een aardige vent en vertel ons hoe we binnenkomen. Bolderveen bekeek de bende ridders eens rustig, en wees toen naar twee deuren naast hem. ‘Om binnen te komen neem je één van deze deuren. Maar je moet wel de juiste deur kiezen. De ene deur brengt je namelijk regelrecht naar mijn bezittingen. De andere voert naar een eindeloze kerker waar zelfs het licht niet wenst te komen, en van waaruit ontsnappen onmogelijk is. 

Reynhardt keek de slungel aan. ‘Luister, boertje, we hebben geen tijd, en al helemaal geen zin, in je spelletjes. Waarom vertel jij niet gewoon even netjes welke deur wij moeten kiezen?’ Bolderveen keek Reynhardt glimlachend aan, twijfelde even, en zei toen: ‘Ik zou de linkerdeur nemen.’ Reinhardt kwam dicht voor hem staan. ‘En waarom zou ik jou vertrouwen, boertje?Je hebt mij immers net ook al de verkeerde kant op gestuurd.’ Boer Bolderveen keek Reynhardt glimlachend in zijn boze ogen. ‘Oh, maar als je mij niet vertrouwt kies je toch gewoon voor de andere deur?’ 

Reinhardt twijfelde even, maar richtte zich toen tot zijn manschappen. ‘Jullie hebben het gehoord! We nemen de linkerdeur! Komaan, we worden rijk!’ Hierop stoven de ridders luid schreeuwend op de linkerdeur af. Maar plotseling hief een ridder zijn handen op en riep: ‘Stop! Stop! Zie je dan niet wat hij doet? Hij stelt de linkerdeur voor, zodat wij regelrecht in de kerker belanden. Maar ik heb hem door. We moeten juist de rechterdeur kiezen.’ De andere ridders keken naar Reinhardt. Deze knikte en direct begonnen de ridders aan de rechterdeur te morrelen. 

‘Wacht, wacht!’ Riep opeens een andere ridder. We doen nu JUIST wat hij verwacht.  Zien jullie dat dan niet? “Hij stelt de linkerdeur voor, omdat hij nu juist verwácht dat wij dan de rechterdeur kiezen. Maar wij zijn slimme ridders, toch? (Uh ja, dat denk ik wel.) Nou, en daarom kiezen we dus voor de linkerdeur!’

Reynhardt dacht even na en leidde zijn mannen weer terug naar de linkerdeur. Terwijl zij met hun grote bijlen in het hout hakten klonk er echter opnieuw stem. ‘Stop daarmee,’ schreeuwde een ridder. ‘Stop! Mannen, luister naar mij. Wat nu als hij DIT nu juist verwacht? Hij stelt de linkerdeur voor, omdat hij natuurlijk verwacht dat wij dan voor de rechterdeur kiezen, ons daarna bedenken, en alsnog de linkerdeur kiezen. Die pummel heeft dat natuurlijk allang bedacht! We moeten dus tóch de rechterdeur nemen. Hierop begonnen alle ridders elkaar luidkeels te overtuigen welke deur er nu wel of juist niet gekozen moest worden. 

Reynhardt schreeuwde het uit. ‘Koppen dicht! Jullie maken mij horendol.’ Eén van de ridders raapte zijn moed bij elkaar en sprak: ‘Met alle respect, baas, maar de enige die ons hier horendol maakt, is die boer daar. Ik stel voor dat we hem aan zijn bretels op zijn kop hangen totdat hij ons precies vertelt welke deur te kiezen.’ Maar Reynhardt schudde zijn hoofd. ‘Ben je nou helemaal gek geworden? Waar is je eergevoel? We zijn geen rovers. Wij zijn ridders. En wij plunderen dus altijd met respect en oog voor het slachtoffer. Luister mannen, het is nu klaar met deze onzin. Ik beslis hierbij dat we de rechterdeur nemen. Komaan! De buit is binnen handbereik.’ Hierop braken de ridders door de rechterdeur en stormden ze met een hoop kabaal naar binnen, hun rijkdom tegemoet. Maar hun bulderende stemmen maakten al snel plaats voor een doodse stilte. En toen er na een paar dagen nog geen enkele ridder met de buit naar buiten was gelopen, werd het al snel duidelijk dat de ridders tóch de verkeerde deur hadden gekozen. 

En zo kwamen de Ridders van Rondelmonde tot hun einde. Of, dan tenminste voor een heel lange tijd. Ze dwalen al eeuwen in de donkere kerkers onder de hoeve van boer Bolderveen. Maar de Dwaelers denken erover ze binnenkort maar eens te bevrijden. Ze zullen hun lesje nu wel geleerd hebben. Maar tot die tijd proberen ze nog steeds in een totale duisternis de uitgang te vinden. Vooral ’s nachts, als het stil is en de wereld slaapt, kun je hun stemmen diep in de kerkers horen.

Laat hier je reactie achter.