In Dwaele leidt men over het algemeen een rustig en onbezorgd leven. Toegegeven, er gebeuren hier soms onverklaarbare zaken waar je de kriebels van krijgt, maar daar is men door de eeuwen heen aan gewend geraakt. Het leven is hier goed en men leeft het met een aanstekelijke lichtvoetigheid. En toch heeft ook een Dwaeler wel eens van die dagen waarop het leven wat zwaarder op de schouders drukt, de twijfel het soms wint van de zekerheid, en men op zoek gaat naar de antwoorden op de grote levensvragen en de zin van het Dwaelse leven. Zeker in de donkere dagen voor Kerst. Mocht het je ooit overkomen, dan is er één plek waar je moet zijn.
Op de Dwaelse hei woont een oude vrouw. Zij kan je helpen. Ze doet het al jaren, met veel plezier, en naar de volle tevredenheid van de Dwaelers. Waar ze precies woont, weet niemand. Maar … ze is er altijd. Wil je haar spreken? Ga dan vooral niet naar haar op zoek, maar vind het bankje op de hoogste heuvel op de hei. Ga daar zitten en wacht geduldig af. Voor je het weet zit ze naast je.
Op de dag voor Kerst, lang geleden, was het bankje bezet door Walewein. Hij leidde een heerlijk leventje in Dwaele waar alles hem voor de wind ging. Het leven schaterde hem toe. En toch voelde hij zich al een tijdje rusteloos. Er knaagde iets aan hem. De hoogste tijd dus om naar de hei te gaan. Gezeten op het bankje op de heuvel genoot hij van het uitzicht. Het was hier prachtig, en doodstil. In die stilte volgde hij de gedachtes door zijn hoofd. Hij zuchtte en keek omhoog. Daar dreven een paar wolken langs een hemelsblauwe lucht.
‘Prachtig, hè?’ Klonk er opeens een stem. Walewein schrok. Hij had niet gemerkt dat er naast hem een oude vrouw was komen zitten. Waar kwam zij ineens vandaan? Wacht, zou zíj het dan zijn? Die dame. Zij van de hei? In haar lange blauwe jurk straalde ze een serene rust uit, terwijl ze met haar handen gevouwen in haar schoot naar de lucht keek. ‘Weet je waar je naar kijkt?’ vroeg ze. Walewein keek weer op naar hemel. ‘Uh, wolken?’
De vrouw knikte. ‘Wolken. Ja, dat klopt. Maar niet helemaal. Want er is meer. Meer dan dat wat je ziet. Kun je een geheim bewaren?’ Ze keek naar Walewein, en kort kruisten hun blikken. Walewein werd gegrepen door haar blauwe ogen. Een kleine glimlach toonde vriendelijke rimpels in een gezicht dat de jaren had gezien. ‘Weet je wat het is met wolken? Het zijn niet zomaar wolken. Het zijn dromen. Dromen die nog niet zijn uitgekomen. Stuk voor stuk zijn het diepe wensen die nog wachten te worden vervuld. Een verlangen dat iemand, al dan niet uitgesproken, tot in zijn diepste kern voelt. Voor ieder verlangen bestaat er een wolk. Zo zijn er kleine wolken voor kleine dromen. En grote voor grote dromen. Er zijn lichte wolken voor lichte dromen, en donkere wolken voor donkere. Sommige dromen vinden elkaar om samen een volledig wolkendek te vormen, maar voor anderen is er maar één wolkje. Op sommige dagen is er letterlijk geen wolkje aan de lucht. Alle dromen lijken dan vervuld en iedereen loopt met een grote glimlach op zijn gezicht. Soms vind je verre dromen aan de horizon, en soms zijn de dromen zo dichtbij, dat ze je als een dikke mist omarmen.’
Walewein grinnikte. ’En loop je dus echt met je hoofd in de wolken.’
‘Precies,’ glimlachte de oude vrouw. ‘En komt een droom uiteindelijk uit, dan verdwijnt de wolk, om plaats te maken voor een nieuwe droom, en dus voor een nieuwe wolk.’ Samen keken ze omhoog. Daar zagen ze hoe er nog twee wolkjes langs het oneindige blauw dreven. De oude dame keek weer naar Walewein. ‘Twee wolken. Dat zijn twee dromen. Wil jij jouw wolk met mij delen?’ Walewein schuifelde wat met zijn voeten. ‘Mijn wolk? Ach, weet u, mijn leven geeft weinig redenen tot klagen. Ik heb het goed, echt waar.’ Hij slikte. ‘Maar vorig jaar ben ik met Kerst mijn moeder verloren en ik mis haar vreselijk. Ik weet niet waar ze nu is, maar ik zou haar zo graag willen laten weten dat het goed met mij gaat. Die gedachte wordt maar sterker en sterker. Zeker nu de Kerst weer nadert. Ik weet niet wat ik ertegen kan doen.’
Naast hem werd het even stil. ‘Maak je daar nou maar geen zorgen over, jongen.’ zei de vrouw uiteindelijk, terwijl ze haar hand kort op de zijne legde. ‘Moeders weten dat. Vaders ook. Ze zien jou je leven lang, ook al zie jij ze niet. En ik kan het weten.’ Haar blik staarde in het niets. ‘Lang geleden heb ik de beslissing moeten nemen dit kluizenaarsbestaan te verkiezen boven een leven dicht bij mijn dochter en haar jonge gezin. Tja, ik ben nu eenmaal anders en je weet hoe snel je in Dwaele de titel ‘heks’ krijgt. Nou, zodra dat gebeurt heb je geen leven meer. Ik heb ze dus moeten achterlaten. Dat leek mij beter. Voor hen. Ik heb haar sindsdien nooit meer gezien. Het was mijn keuze. Zeker niet de hare.’ De vrouw liet een stilte vallen. ‘Kort geleden heb ik gehoord dat ze mij is ontvallen. En ik zou er alles voor over hebben een teken van haar te krijgen dat ze mijn keuze begrijpt. Dat alles goed is.’ Ze keek omhoog naar de lucht. ‘Dat is míjn wens. Míjn wolk. Voor mijn lieve dochter Isolde.’
Walewein veerde op. ’Isolde? Dat is de naam van mijn moeder.’
Zijn stem stokte, terwijl hij de vrouw naast hem indringend aankeek.
‘Oma?’
Hij zag hoe de oude vrouw schrok. ‘Mijn hemel. Walewein?’
In een moment van totale verwarring staarden ze elkaar aan. Verre herinneringen vertraagden de tijd en brachten beelden uit een ver en vergeten verleden. Beelden waarin ze elkaar herkenden. Beelden uit een tijd waarin alles goed was. En plots klonk uit dat verleden een stem. Een zachte, vertrouwde stem:
Mijn lieve moeder, mijn liefste Walewein
Liefde kent geen grenzen
En dromen evenmin
Aan het eind van al je wensen
Wacht steeds een nieuw begin
Dus versier de lucht met dromen
Laat je pijn en hartzeer vrij
Wolken gaan en komen
Maar weet mij altijd dichtbij
De stem zweeg. En daar zaten ze. Walewein en zijn oma. Samen op een bankje op de hei, in het besef dat hun ontmoeting geen toeval was geweest. Huilend vielen ze in elkaars armen, twee Dwaelers die zojuist nog onbekenden leken, maar elkaar hadden hervonden. Liefdevol samengebracht door Isolde, de moeder en dochter die dichterbij bleek dan ooit. Ver boven hun innige omhelzing, hoog in de koude lucht, verwaaiden de laatste twee wolken, en maakten plaats voor een strakblauwe lucht.