Lang, lang geleden leefde er in Dwaele een koning. Hij was een goede koning en zijn onderdanen hielden veel van hem. Toch was hij niet erg gelukkig. Deze Koning had namelijk een probleem. Een probleem waarvoor hij zich erg schaamde. Hij was namelijk vreselijk vergeetachtig. Hij was voortdurend alles kwijt: de tijd, de weg, zijn stem, de draad, de kluts, alles. Soms vergat hij zelfs zijn eigen naam. Zijn onderdanen noemden hem daarom Koning Kwijt.
Op een zonnige ochtend werd er op de kasteelpoort geklopt. Toen de koning de poort na lang zoeken eindelijk had gevonden, deed hij open. Voor hem stond een oud vrouwtje. Ze lachte vriendelijk en vertelde hem dat ze door een bevriende koning was gestuurd om hem te helpen met zijn verstrooidheid. Koning Kwijt had geen idee wie die andere koning was, maar ja … dat was nu net zijn probleem! Zodra hij het zich zou herinneren, moest hij zeker even een bedankje sturen. Het oude vrouwtje vertelde hem zich nog diezelfde dag te melden op het grote Dwaelse Plein, midden in de stad, waar ze hem voor altijd van zijn vergeetachtigheid af zou helpen. De koning bedacht zich geen moment en droeg zijn lakeien op de Koninklijke koets klaar te maken. Zou hij vanaf vandaag dan eindelijk nooit meer iets vergeten of kwijtraken? Hij was vorstelijk in zijn nopjes!
Maar wat de koning toen nog niet wist, is dat de oude dame een gemene heks was, die het had voorzien op zijn troon. Als haar plan zou slagen, zou zij voor de avond heerser over Dwaele zijn.
Toen de koning die middag op het grote plein arriveerde stond ze hem al op te wachten. Ze leidde hem door de toegestroomde menigte naar het midden van het plein. Daar stond een klein vierkant torentje, niet groter of hoger dan een waterput. En hoe klein het torentje ook was, had het aan alle vier de zijdes een deur. Bovenop het dak prijkte een gouden bel. Vreemd. De koning kon zich niet herinneren dat hij het torentje daar ooit had gezien, al zei dat in zijn situatie niet heel veel.
Het was doodstil op het plein toen de heks één van de vier deuren opende en de koning wenkte. Deze bedacht zich geen moment. Opgetogen als hij was door de aangeboden hulp, huppelde hij naar binnen.
Maar … toen gebeurde het. Zodra de koning binnen was sloeg de heks de deur achter hem dicht. De harde klap galmde over het plein. De Dwaelers schrokken en een aantal van hen drong zich naar voren om de koning te helpen. Maar ze deinsden terug toen de heks haar vurige ogen opzette. ‘Achteruit, pummels, dit is iets tussen mij en jullie zogenaamde koning.’
Vanuit het torentje hoorde men de koning brullen: ‘Help! Help! Ik wil eruit! Hoe kom ik hier uit?’ De heks richtte zich tot de toren: ‘Tja, dat wilde ik je graag uitleggen, maar ik werd hier buiten nogal opgehouden. Maar goed, het is eigenlijk heel simpel. Als je naar buiten wilt, kies je gewoon dezélfde deur als waardoor je naar binnen bent gekomen.’
Even was het stil in het torentje.
‘Dezelfde deur?’ Stamelde de koning, ‘Maar … ik weet niet meer welke deur dat was!’ De heks glimlachte gemeen. ‘Tja, ik had al niet het idee dat ik hiermee een enorm risico nam. Luister, zie het gewoon als een spelletje. Kies je de juiste deur, dan sta je zo weer buiten, maar … kies je de verkeerde … dan sluit het torentje zich VOORGOED.’
De heks lachte voldaan. Haha, die koninklijke idioot was met beide benen in haar val gelopen. Alsof zij hem ooit zou helpen. Belachelijk! Het was haar te doen om zijn troon. En die had zij zojuist veroverd, want die verstrooide vent zou zich natuurlijk nooit weten te bevrijden.
’Nou,’ riep ze, ‘komt er nog wat van? We staan hier met z’n allen te wachten. Het lijkt me toch niet héél moeilijk. Vier deuren. Welke kies je?’
Het was weer even stil in het torentje. Toen hoorde men hoe de koning van binnenuit voorzichtig een deur probeerde te openen. Maar … er was geen beweging in te krijgen. Hij probeerde het nog eens. Maar nee, de deur bleef dicht. Vanuit het publiek riep iemand: ‘Oh nee, hij heeft de verkeerde deur gekozen!’ Op dat moment luidde de bel op het dak en leek er plots een ijzige kou op te zetten. De koning zat voorgoed opgesloten! De valse stem van de heks klonk schel over het plein. ‘Hè, wat akelig, nou. Je hebt de verkeerde deur gekozen! Nou, ik kan niet zeggen dat het mij erg verbaasd. Maar doe me een plezier en maak het een beetje gezellig daarbinnen, want je komt er nooit meer uit.’ Hierop wendde de heks zich tot de menigte:
“Zie hier, uw gewezen majesteit,
Gevangen tussen vier deuren.
De juiste uitgang had hem bevrijd.
Maar dat zal nooit meer gebeuren.
Tijd dus voor een nieuw bewind
Eenieder, opgelet:
Beter bent u mij gezind
Want mijn wil is voortaan wet”
Hierop kroonde ze zichzelf ter plekke tot koningin en snelde naar het kasteel, waar ze de troon besteeg.
Bezorgd legden enkele onderdanen hun oren tegen de deuren. Ze hoorden hoe hun koning zacht jammerde. ‘Maakt u zich geen zorgen, Majesteit.’ Riepen ze. ‘Wij halen u hieruit. Beloofd!’
Dagen, weken, maanden gingen voorbij, waarin de Dwaelers hun uiterste best deden hun koning te verlossen. De knapste tovenaars braken hun hoofd over de toverspreuk van de heks, slotenmakers staken wel duizend sleutels in de sloten, en bonkige kerels gooiden hun sterkste schouders tegen de deuren. Maar niets of niemand bleek opgewassen tegen de magie van de heks. Koning Kwijt zat opgesloten, en niemand kon hem bevrijden. De Dwaelers waren radeloos. Als iedere nacht om 12 uur de bel op het torentje luidde, kon je de heks in het kasteel horen schateren.
Na een lang jaar had iedereen in Dwaele al geprobeerd de koning te bevrijden. Iedereen, behalve één. Dat was de dromerige knecht Hans. Niemand had het hem willen vragen, want het enige dat Hans goed kon, was dromen. Hij zou dus nooit degene kunnen zijn die de koning wist te bevrijden. Men was dan ook zeer verbaasd toen hij op een zonnige namiddag het plein opliep. Aangekomen bij het huisje hoorde hij de koning om hulp roepen. Maar tot grote verbazing van de toeschouwers rekte hij zich uit, ging tegen het huisje liggen, en sloot zijn ogen. De mensen op het plein spraken er schande van. ‘Ja, hoor! Typisch Hans. Die gaat hier doodleuk liggen tukken. Wat heb je aan zo’n jongen?’ Maar wat iedereen ook zei, Hans luisterde niet. Hij draaide zich liever nog eens lekker om.
Pas na een paar uur deed hij zijn ogen pas weer open. Het begon avond te worden en gapend tuurde Hans naar de ondergaande zon. Hé, wat was dat? Er schitterde iets in zijn oog. Het licht leek van boven op het dak te komen. Hans wreef in zijn ogen en keek nog eens heel goed … Toen begon hij zachtjes te grinniken. Vastberaden stond hij op. Alle Dwaelers op het plein hielden hun adem in toen ze zagen hoe Hans opstond en, met enige moeite, op het dak van het torentje klom! Daar greep hij met zijn hand in de gouden bel en trok de klepel eruit. Met een groots gebaar hield hij deze omhoog. De Dwaelers waren met stomheid geslagen toen ze zagen wat Hans in zijn hand hield. Dat was helemaal geen klepel … Dat was een sleutel! Had de heks dan toch een vergissing gemaakt? Een jaar lang was dat nog niemand opgevallen! Maar Hans nu wel.
Hij klom naar beneden en stak de sleutel in het slot, waarmee hij de vloek van de heks direct verbrak. De deur zwaaide open en de koning sprong Hans in de armen. Als dankbaarheid sloeg koning Kwijt de dromerige knecht Hans ter plekke tot ‘Prins Vindt I’. Onder luid gejuich spoedden ze zich vervolgens naar het kasteel, waar ze de heks van de troon stootten. Van haar is sindsdien nooit meer iets vernomen.
Na deze dag leefde Hans als Prins Vindt I nog een lang en gelukkig leven aan het hof van Koning Kwijt. Deze beloofde zijn nieuwe prins plechtig dat hij zijn heldendaad nooit zou vergeten.
Althans, dat ging hij zeker proberen.
Wat een fantastisch leuke podcast, Oz. Heel erg leuk gedaan. Leuke sprookjes heb je gemaakt in het land van Dwaele en erg goed door jou verteld. Ga zo door en veel succes!
Hoi Jordy, dank voor je reactie! Dat waardeer ik enorm. Blijf vooral luisteren, want over Dwaele raak ik nooit uitverteld 😉