Hiëronymus de Haan

Ik neem je mee naar een vroege Dwaelse avond, lang geleden. Het was de vooravond van de grote Dwaelse boerenmarkt. Deze markt trok jaarlijks vele bezoekers naar het grote marktplein, waar boeren, imkers en andere ambachtslieden hun beste waar tentoonstelden. Traditiegetrouw werd de markt geopend met de verkiezing van de Dwaelse Hen. Uit alle Dwaelse kippen werd de mooiste van dat jaar gekozen! En dat was zeker geen sinecure. Want de boer met de mooiste kip moest ongetwijfeld ook wel de beste boer van Dwaele zijn. Met de beste eieren, nietwaar? Bovendien wachtte de winnaar een flinke hoeveelheid goud en eeuwige roem. Nou ja, eeuwig. Toch zeker voor een jaar. Er was de boeren dan ook veel aan gelegen om met hun mooiste kip op de proppen te komen. En dat deden ze. Allemaal. Ieder jaar opnieuw. Maar toch was er één boer die er jaar in, jaar uit met de winst vandoor ging. Dat was boer Tommel. De mooiste kip kwam al jaren van zíjn boerderij. En dus ging híj er al jaren met de trofee vandoor. Het werd dus hoog tijd dat daar eens verandering in kwam.  

Op de bewuste avond zat een boer op een stoeltje voor zijn boerderij. Het was boer Brammel. Hij was al oud en leefde het leven op zijn dooie gemak. Trots keek hij naar zijn kippen, terwijl hij dacht aan de verkiezing van morgen. Voor dag en dauw zouden alle boeren van Dwaele zich met hun mooiste kip op het marktplein melden. Ook hij wilde daar staan. Maar, met welke kip? Zijn oude ogen zochten over zijn erf. Daar, rond de oude kastanjeboom, scharrelden honderd kippen gemoedelijk door het mulle zand, op zoek naar een verloren graantje of wat er ook maar voor eetbaars voorbijkwam. Hij hield van zijn kippen, maar echt bijzonder waren ze niet. 

‘Wie van jullie moet ik nou kiezen?’ Vroeg hij zich af. ‘Wie van jullie kan boer Tommel naar de kroon steken? Natuurlijk, meedoen is belangrijker dan winnen, maar één keertje winnen is toch geen schande?’ Boer Brammel grinnikte. ‘Maar goed, ik ben nu moe. Ik zal morgenochtend wel kiezen.’ Hij stond op, liep de boerderij in, en sloot de gordijnen.

Toen even later het licht doofde, fladderde de oudste kip op en landde op een regenton. ’Dames, mag ik even jullie aandacht. We moeten het hebben over die wedstrijd van morgen. Zoals jullie weten doen we al sinds kippenheugenis mee. En hoe vaak hebben we gewonnen? Geen enkele keer! Dat, mijn lieve zusters, vraagt om actie. Laten we dus onze snavels bij elkaar steken en ervoor zorgen dat die trofee dit jaar voor boer Brammel is. Kom op meiden, wie heeft er een goed idee?’ Honderd kippen keken honderd kippen aan, maar na een lange stilte was er niemand die zijn vleugel opstak. 

Eén van de kippen zie: ’Sorry, maar ik heb het eigenlijk wel een beetje gehad met die wedstrijd. Sta ik daar een beetje in mijn nette veren te paraderen. Het is verdorie geen vleeskeuring.’ De oude kip keek haar verbaasd aan, ‘Nou, doe niet zo kippig. Je eindig toch niet op een bord?’ ‘Dat weet ik,’ antwoordde de andere kip, ‘Maar het is een principekwestie. Wij zijn kippen. Geen lustobject.’ Een paar kippen kakelden instemmend. 

De oude kip nam opnieuw het woord. ‘Goed, maar laten we dan zoeken naar een andere manier waarop we kunnen winnen. Als we dit nog voor morgenochtend willen regelen, moeten wel er als de kippen bij zijn. Dus, iemand nog ideeën?’ 

‘Ja, ik,’ zei een kleine kip, ‘ik geloof dat ik de oplossing heb. En die oplossing is dichterbij dan je denkt. Luister maar.’ Hierop verzamelden alle kippen zich om haar heen, terwijl zij haar plan uitlegde. Van wat de kleine kip hen te vertellen had, raakten de anderen door het dolle heen. Toen de gemoederen een beetje waren bedaard, draaiden de kippen hun kop om naar een oude kruiwagen. In die kruiwagen sliep Hiëronymus. Hiëronymus de haan. Hij had niets meegekregen van alle ophef en sliep heerlijk door, ook toen de kippen hem naderden en om hem heen gingen staan. 

‘Uit de veren, Hiëronymus. Wakker worden.’ Zei de oude kip. Hiëronymus schrok zich een hoedje, stond op, schudde zijn kop, en zei: ’Wat, wat? Oh, jee. Is het al ochtend? Heb ik mij verslapen?’ En prompt zette hij zijn borst op. 

‘Kukelekuuuuu!’ klonk het door de avond. 

‘Welnee, Hiëronymus, hou je snavel,’ sprak de oude kip. ‘zo laat is het nog lang niet. Maar echt veel tijd hebben we ook weer niet. Dus luister goed, want we hebben je hulp nodig. Morgenochtend is die kipverkiezing, toch?’ Hiëronymus gaapte en knikte. ‘Nou, zonder twijfel gaan wij die ook dit jaar niet winnen, aangezien de overwinning wel weer naar boer Tommel zal haan. Tenzij …’

Hiëronymus keek de oude kip vragend aan. ‘Tenzij, wat…?’ 

‘Tenzij jij de overwinning voor ons in de wacht sleept, Hiëronymus.’De haan knipperde eens met zijn ogen. ‘Ik? De overwinning?’

‘Precies! De overwinning!’ De kleine kip sprong op. ‘Wat fijn dat je meedoet, Hiëronymus. Dat waarderen we enorm.’ Hiëronymus snapte er niets van. ‘Pardon, ik heb nog geen ja gezegd. En bovendien ben ik een haan, en geen kip?’ 

De oude kip legde haar vleugel om zijn nek. ‘Kijk, natuurlijk snap ik ook wel dat we je een beetje overvallen, maar je zult zien dat ons plan niet kán mislukken, Hiëronymus. Loop even mee.’ Ze leidde de haan tot onder de oude kastanjeboom. ‘Ga even lekker zitten.’ 

De haan ging door zijn knieën. ‘Maar wat is dan jullie plan?’ 

‘Oh, daar kom je snel genoeg achter.’ Zei de oude kip en ze keek naar boven. Daar, in de takken van de boom zaten een aantal kippen met een grote pot, die ze heel langzaam kantelden. De oude kip gaf de verwarde Hiëronymus een knipoog. ‘Ogen dicht.’ 

Op datzelfde moment merkte Hiëronymus dat er iets over hem heen werd gegoten. Het was een kleverig goedje dat al zijn veren aan elkaar plakte. ‘Hè jakkes,’ riep Hiëronymus uit, ‘wat is dit?’ De kleine kip keek tevreden toe. ‘Honing,’ sprak ze kordaat, ‘uit de keuken van de boer. Je weet hoe hij zijn beschuitje het liefst eet. Wel blijven zitten, Hiëronymus!’

Het duurde niet lang voordat de arme haan helemaal onder de honing zat. Zijn prachtige verenpak was één grote plakkende deken geworden. Verbaasd keek hij naar de kippen die volkomen tevreden leken met het behaalde resultaat. Toen zag hij hoe de oude kip in hun midden oude eierschalen op de grond verspreidde. Ze richtte zich vervolgens tot haar vriendinnen en zei: ’Ok, meiden, stampen!’ Hierop stortten alle kippen zich al fladderend op de eierschalen. Na een tijdje was er van de schalen niets meer over dan een fijn wit poeder. ‘Prima!’ sprak de kleine kip, ‘Rollen maar!’ En onder luid gekakel begonnen de kippen de arme Hiëronymus door het poeder te rollen. Nog een keer, en nog een keer. Ze mochten geen plekje overslaan! Toen Hiëronymus eindelijk opkrabbelde, keken alle kippen hem met open snavel en vol bewondering aan. ‘Hiëronymus, je bent prachtig.’ zei het kleine kipje, terwijl ze hem zachtjes in de richting van een glanzende emmer draaide. ‘Kijk zelf maar!’

Toen Hiëronymus zijn evenbeeld in de emmer zag, wist hij niet wat hij zag. Hij leek wel, nee… hij WAS een kip! En nog een verdraaid knappe ook. Hij bekeek zich uitgebreid in de emmer. De oude kip kwam voor hem staan. ‘Hiëronymus, wat ben jij een prachtige kip! Goed, er was even wat voor nodig, maar jij, met je lange veren en staart, jij wint morgen vast en zeker die trofee! Dames, goed gedaan. En dan nu op stok, want morgen is de grote dag!’

Toen de boer de volgende ochtend voor het krieken van de dag zijn erf opliep keek hij verbaasd naar de enorme kip onder de kastanjeboom. Wat een enorme en prachtige hen was dit! En waarom had hij deze nog nooit gezien? Zo groot, en met zo’n prachtige staart. Dit moest wel de mooiste kip van Dwaele zijn! En dus wist hij het zeker, deze ging mee naar de verkiezing!

Goedgeluimd en vrolijk fluitend liep boer Brammel even later met Hiëronymus onder arm het nog donkere marktplein op. Daar hadden de andere boeren zich ook al verzameld. Vol bewondering keek men naarr de kip die boer Brammel onder zijn arm hield. Zelfs boer Tommel leek onder de indruk. De boeren stelden zich in een lange rij op, waarna de burgemeester van Dwaele zich al jurerend langs alle kippen bewoog. Hij knikte, friemelde eens aan zijn baard, schreef wat op, en liep dan weer verder. Toen hij uiteindelijk bij boer Brammel aankwam, wist hij niet wat hij zag. Wat een prachtige kip! De mooiste die hij ooit had gezien. En zo groot! Boer Brammel zag hoe de burgemeester heel driftig begon te knikken en nog driftiger begon te schrijven. Boer Brammel zag hoe de ochtendzon langzaam over de schouder van de burgemeester kroop. De stralen van de nieuw dag prikten in zijn ogen. Maar… ook in die van Hiëronymus. En tja, wat er toen gebeurde laat zich wel raden. Toen Hiëronymus de zon op veren voelde, rechtte hij zijn rug, ging hoog op zijn poten staan, en openende zijn snavel. Boer Brammel wilde hem nog inhouden, maar het was al te laat. Met een luide kraai kondigde Hiëronymus de komst van de nieuwe dag aan. 

Boer Brammel keek vol verbazing naar de kraaiende kip in zijn armen. Hij snapte er niets van! De burgemeester stopte met schrijven, en keek de kip vol verbazing aan. Maar toen verscheen er een enorme glimlach op zijn mond. ‘En ze kan nog kraaien, ook!’ Brulde hij over het plein. ‘Boer Brammel, het lijkt mij duidelijk dat jij de grootste, mooiste, maar ook meest bijzondere kip hebt! En dus verdien jij dit jaar de trofee! Van harte, jongen!’

Even verderop in de rij begon boer Tommel te protesteren. ‘Maar wacht eens even, dit is niet eerlijk!’ 

De burgemeester liep op Tommel af. ‘Hoezo niet eerlijk? Laat jij jouw kip dan eens kraaien.’

Boer Tommel keek de burgemeester verbaasd aan. ‘Huh? Nee, dat kan ze natuurlijk niet. Het is immers een kip. Kraaien, dat kunnen alleen hane…’

‘Precies! Kraaien, dat kan alleen de kip van Brammel!’ viel de burgemeester hem in de rede. ‘En daarom is de prijs dit jaar voor hem. Wees even een grote jongen, Tommel, en feliciteer hem met zijn overwinning.’ Beduusd schudde Tommel de hand van Brammel, en droop af. 

Boer Brammel tikte de burgemeester op de schouder. ‘Ik weet eerlijk gezegd ook niet wat er gaande is,’ fluisterde hij, ‘maar het lijkt erop dat mijn kip, hoe moet ik het zeggen … geen kip is.’ De burgemeester knipoogde. ‘Ja, dat weet ik ook wel. Dat hoort toch iedereen. Maar als ik daar nu een probleem van maak, wint die Tommel voor de zoveelste keer! En daar heeft werkelijk niemand zin in. Nee hoor, maak je maar geen zorgen, Brammel. En wees maar heel trots op die kip van je. Zij is met recht de fraaiste en kraaiste kip van Dwaele.’

Even later keerde boer Brammel dolgelukkig huiswaarts. En hoewel hij nog steeds in het duister tastte over wat er die ochtend nu werkelijk was gebeurd, was het feest op zijn boerderij. Trots scharrelde Hiëronymus in zijn nieuwe veren over het erf. Een paar kippen boden aan hem later die dag zijn veren te ontdoen van de troep. Maar Hiëronymus bedankte vriendelijk. ‘Nou, weet je,’ zei hij terwijl hij zichzelf in de vijver bewonderde, ‘eigenlijk … eigenlijk voel ik mij kiplekker in mijn nieuwe veren. Ze staan me goed, en voelen goed. Alsof ik ze altijd al een beetje heb gemist. Ik begrijp dat het niet echt past bij een haan, dus ik snap het als jullie het maar niets vinden. Maar misschien ben ik wel geen alledaagse haan. Ik zou ze graag nog even houden.’ 

De kleine kip tokkelde: ‘Dan doe je dat toch!’ Wij willen geen alledaagse haan. Wij willen Hiëronymus de Haan, ook als hij liever als kip door het leven gaat. Kom op, daar kraait geen haan naar?

Hiëronymus was de gelukkigste haan van Dwaele. En dat heeft men geweten. In zijn witte verenkleed kraaide hij vanaf die dag nog luider door de Dwaele ochtend. Dag na dag. Als je goed luistert kan jij hem ook nu nog horen. Vroeg in de ochtend. Heel ver in de verte…

Wat fortuinlijk om voortaan

Te zijn wie ik ben 

Soms een beetje haan

En soms een beetje hen

Eigenaardig? Ach, welnee

Jezelf zijn maakt je rijk 

Van niemand zijn er twee

Dus is iedereen gelijk 

Niemand kan je deren

Onthoud wat ik vertel

En draag/vier al je veren

Met trots, en kippenvel 

Laat hier je reactie achter.