Manus de Heks

De geschiedenis van Dwaele kent vele heksen. Deze ongure types woonden diep in het Dwaelse woud, waar ze zich bezig hielden met kwakzalverij en zwarte magie. Ze werden maar zelden bínnen de stadsmuren gezien. Was dat wel zo, dan kon je maar beter voorzichtig zijn. Deze chagrijnige en kwaadaardige dames liep je liever niet voor de voeten. Tot die ene dag, toen één persoon in Dwaele besloot dat juist wél te doen.

In een smal steegje in Dwaele stond het bijzondere winkeltje van Manus de Spiegelmaker. Al jaren maakte hij de mooiste en de meest heldere spiegels. Ze waren zo bijzonder dat een enkeling beweerde dat, wanneer je lang genoeg keek, ze meer weerspiegelden dan het zonlicht wilde beschijnen. In heel Dwaele was er geen huis te vinden waar geen spiegel van Manus aan de muur hing, of op de kaptafel lag. Manus was er een beroemde Dwaeler door geworden en verdiende er een goed belegde boterham mee. En toch bleef er ook voor Manus voldoende over om over te dromen. Want als hij ’s avonds laat de deur van zijn spiegelwinkeltje sloot en zich huiswaarts begaf, stond hij vaak urenlang naar de nachtelijke hemel te staren. Daar, in de donkere lucht vlogen ze: de heksen van Dwaele. Op hun bezems waren ze op zoek naar iets of iemand waarop ze hun hekserijen los konden laten. Manus bedacht zich hoe geweldig het moest zijn om te zweven, daar hoog boven in de lucht. Maar ja, dat zou hém nooit lukken. Want hij was immers geen heks. En dat zou hij ook wel nooit worden ook.

Maar, bedacht hij zich plots, waarom eigenlijk niet? Waarom zou hij, Manus de Spiegelman, geen heks kunnen zijn?

De volgende morgen was de spiegelwinkel dicht. Aan de deur hing een briefje: Ik ben druk. Morgen ben ik er weer. Groet, Manus.

Hij had de stad die ochtend al vroeg verlaten en was de bossen in gelopen, op weg naar de plek waar volgens velen de heksen samenkwamen. Het was een lange tocht die de hele dag duurde. Pas tegen de avond kwam hij aan bij een grote heksenkring, in het midden van het bos. Daar, rond een groot kampvuur, stonden ze. De heksen. Wat waren het er veel! Manus verstopte zich achter een struik en zag hoe de heksen met elkaar dansten, dronken en ruzie maakten. Hij bekeek het wonderlijke schouwspel met open mond, tot er boven hem plotseling een uil hard begon te roepen. Ogenblikkelijk waren de heksen stil … en keken zijn kant op. Een paar angstige momenten gingen voorbij. Vanuit hun midden liep de oudste heks op de struik af waarachter Manus zich had verstopt. ‘Wie is daar door de uil gesnapt? Kom tevoorschijn!’

Langzaam stond Manus op. De heksen stootten elkaar aan. ‘Het is Manus, Manus de Spiegelman!’ Gilden ze. De oude heks wenkte naar Manus. ‘Jij! Hier komen.’ Een beetje angstig liep Manus de heksenkring in.‘Hoe kennen jullie mijn naam?’ Stamelde hij. ‘Ach,’ sprak de oude heks, ‘we kennen iedereen in Dwaele. Dat is een heksendingetje. Maar jij …jij bent hier niet degene die de vragen stelt. Vooruit, wat kom je hier doen?’ Manus keek de kring rond en schraapte zijn keel. ‘Ik, uh, ik kom vragen of ik ook een heks mag worden. Alstublieft.’

Even was het stil, maar toen gierden de heksen het uit. Ze rolden over de grond van het lachen. ‘Jij? Een heks? Jij kan helemaal geen heks worden!’ Manus keek hoe de heksen elkaar op de dijen sloegen van het lachen. ‘Maar, waarom dan niet?’ Vroeg Manus. ‘Omdat ik een man ben?’ De oude heks maande de anderen tot stilte. ‘Wat? Omdat je een man bent? Ach, welnee, natuurlijk niet! Dat is zo hópeloos ouderwets. Nee, Manus. Er is een andere reden waarom jij nooit een heks zult zijn. Maar blijkbaar ben je daar niet van op te hoogte.’

Manus haalde zijn schouders op. 

De oude heks zuchtte. ‘Goed, dan leg ik wel weer uit. Jij, Manus, zult nooit een heks zijn omdat jij niet lelijk genoeg bent! Heksen zijn lelijk. Dat is nu eenmaal wat ons tot heksen maakt. Ben je niet lelijk, dan heb je in dit vak niets te zoeken. Kijk naar ons! De één is nog lelijker dan de ander.’ Achter de oude heks knikten de andere heksen goedkeurend. 

“Niet lelijk genoeg?’ Manus snapte er niets van. ‘Inderdaad,’ sprak de oude heks, ‘Niet lelijk? Nooit een heks. snap je hem nu? Nou, welthuis, Manus.’ En ze liep weg. Beduusd keek Manus de kring rond. ‘Maar jullie zijn toch helemaal niet lelijk?’

De oude heks stopte en draaide zich om. ‘Wat zeg je daar?’ Manus slikte. ‘Ik zei dat ik jullie helemaal niet lelijk vind. Jullie zien er gewoon … uh, ja … hekserig uit.’ De oude heks kwam heel dicht bij Manus staan. ‘Hoe bedoel je … hekserig?’

‘Nou gewoon … hekserig.’ sprak Manus. ‘Zwarte kleren, hoge hoed, bezem, hekserig. Eigenlijk zien jullie er geweldig uit! Hier, kijk zelf!’ Vanuit zijn broekzak trok Manus een klein spiegeltje tevoorschijn. Toen de heksen het spiegeltje zagen krijsten ze en doken ze ineen. ‘Weg, weg met dat rotding! Ben je nou helemaal? Weet je dan niet dat heksen nooit in een spiegel zullen kijken?’ Manus keek naar het spiegeltje in zijn hand en toen naar de angstige heksen voor zich. ‘Nou, dat zouden jullie dat toch eens moeten doen. Dan zie je wat ik bedoel.’

Lang bleef het stil, totdat de oudste heks langzaam haar hand uitstak. ‘Nou, kom maar hier dan.’ Met haar ogen stijf dicht bracht ze het spiegeltje voor haar gezicht. Voorzichtig opende ze één oog. En toen het andere. Plotseling werden haar ogen groot, en op haar lippen was iets van een glimlach te zien. ‘Hij … heeft gelijk!’ stamelde ze. 

Een andere heks trok het spiegeltje uit haar handen en keek erin. Ook zij bleef verbaasd in het spiegeltje kijken. ’Het klopt. Zo lelijk ben ik helemaal niet!’ Opnieuw trok een heks het spiegeltje naar zich toe, en daarna nog één, en nog één. Ze vochten om het kleine spiegeltje in handen te krijgen. Voor het eerst in hun lange leven keken ze in een spiegel en zagen ze dat ze helemaal niet zo lelijk waren als ze zelf altijd hadden gedacht. Toen alle heksen zichzelf hadden bekeken en gecomplimenteerd, maande de oude heks iedereen tot stilte. Ze pakte een heksenmantel en hoed, en gaf deze aan Manus.

‘Ik denk dat je ruimschoots hebt bewezen deze te hebben verdiend. Manus de spiegelman, vanaf vandaag behoor jij toe tot de orde van de Dwaelse Heksen!’ Een luid gekrijs klonk op toen Manus zijn heksenmantel omknoopte, zijn hoed opzette, en op zijn eigen heksenbezem in de lucht verdween. Wat was hij gelukkig! Die nacht kom je hem schaterend door de Dwaelse hemel zien vliegen. 

Hij vloog tot in de vroege ochtend, waarna hij de deur opende van zijn spiegelwinkel. Daar heeft hij sinds die dag, tussen zijn verbaasde klanten, ook meer en meer heksen mogen verwelkomen. Heksen die op zoek waren naar een leuk spiegeltje, voor zichzelf. Heksen die de deur voor andere klanten openhielden en je zelfs vriendelijk gedag zeiden. Zoiets was nog nooit vertoond! Vanaf die dag leken de Dwaelse heksen een stukje vriendelijker, een stukje minder chagrijnig zelfs. Tenminste, als je ze niet in een verkeerde bui trof. Want tja, ook vriendelijke heksen hebben soms een mindere dag. 

Laat hier je reactie achter.