In het hart van Dwaele ligt de kruidenwinkel van Jan de Kruidenier. Ben je op zoek naar bijzondere kruiden, geneeskrachtige kruiden, kruiden voor in je soep, voor in je haren of in je bad? Loop dan even langs bij Jan. Hij heeft altijd iets voor je in huis.
Op een vroege ochtend, lang geleden, stond Jan voor zijn winkeltje. Het was nog donker in de stad. Vol ongeduld speurde hij de grote Dwaelse winkelstraat af. Hij wachtte op een lading unieke kruiden uit een ver land, die vanochtend vroeg per koets geleverd zou worden. In de koets lagen zeldzame specerijen, bijzondere bonen en geneeskrachtige kruiden. Of ja, geneeskrachtig … dat was nog nooit bewezen, maar daar hadden de Dwaelers geen boodschap aan. Ze geloofden het graag en Jan verdiende er goed aan.
Toen hij in de verte een flikkerende fakkel zag naderen, en het geluid van paardenhoeven hoorde, maakte hij een sprongetje. Hoera! Daar is de koets met mijn kruiden! Jan groette de koetsier toen zijn koets voor zijn zaak stopte. ‘Hier, sprak de koetsier, ‘houdt mijn fakkel even vast. Dan kan ik uitstappen. Het is zo donker, ik zie geen hand voor ogen.’ Jan stak zijn arm uit om de fakkel te pakken, maar zag toen hoe de koetsier van de bovenste trede van zijn koets uitgleed en achterover viel. De fakkel vloog uit zijn hand en belandde in de koets, midden tussen de koopwaar. Binnen een tel begonnen de houten vaten te ontvlammen. ‘Vlug,’ riep de koetsier, ‘blussen!’ Zo snel als Jan kon, rende hij naar een grote regenton voor zijn winkel en begon daar grote emmers water uit te scheppen, die hij samen met de koetsier over de houten vaten gooide. Na een paar emmers was het vuur geblust.
Beteuterd keken Jan en de koetsier de koets in. Daar stonden de kletsnatte houten vaten nog na te smeulen van de korte brand die net had gewoed. De koetsier opende een aantal vaten en krapte achter zijn oren. ‘Tja, dit kunnen we weggooien.’ Jan keek over zijn schouder. In de vaten dreven de kruiden en de verbrande bonen. De warme dampen van het kokende bluswater sloegen om zijn gezicht. ‘Nee, dit kan ik niet meer verkopen.’ Jan snoof eens diep. ‘Wat zonde.’
Maar, wat was dat?
Jan bracht zijn hoofd tot vlak boven het vat met de smeulende bonen, en ademde nog eens diep in. En nog eens. ‘Maar,’ stamelde hij, ‘dit ruikt heerlijk!’ Daarna hield hij zijn hoofd boven het vat met de drijvende blaadjes. ‘En dit ook!’ Snel rende hij zijn zaak in en kwam terug met een houten pul. Deze doopte hij in het warme bluswater. De koetsier keek vol verwondering hoe Jan de pul naar zijn mond bracht en een slok nam. Jan sloot zijn ogen. ‘Dit is,’ fluisterde hij, ‘dit is zalig!’ Snel nam hij een slok uit het vat met de bladeren. ‘En dit ook!’ Hij stak zijn handen in de lucht ‘Hoera!’ Klonk zijn stem door de Dwaelse binnenstad. De totaal verwarde koetsier zag hoe Jan midden op straat een vreugdedansje deed. Boven hen stak een nieuwsgierige Dwaeler zijn slaperige hoofd uit het raam. ‘Ruikt lekker, Jan.’ Riep hij. Maar Jan hoorde niets. Hij schaterde en vroeg de koetsier de vaten direct uit te laden, om zo snel mogelijk weer eenzelfde lading te brengen. ‘En vergeet niet er flink de fik in te zetten!’ Lachte hij, waarna hij de koetsier een enorme lading goud toestopte.
Vanaf die dag gooide Jan zijn handeltje om, en legde hij zich volledig toe op de verkoop van zijn nieuwe uitvinding. Op zijn winkel hing hij een nieuw bord: ‘Jan’s Blaadjeswater en Bonenlek.’ Sindsdien stond er iedere ochtend een lange rij voor zijn zaak. Heel Dwaele bleek verzot op zijn nieuwe warme dranken. De zaken gingen zo goed dat Jan ook nieuwe zaken begon te openen. Op een bepaald moment vond je op iedere hoek een winkeltje. Daar zaten de Dwaelers urenlang te bomen boven dampende koppen Blaadjeswater en Bonenlek. De meest mondaine Dwaelers namen hun pul zelfs graag mee de straat op. Bonenlek to go! Met opgeklopte havermelk of een flinke scheut karamel. Men werd er graag mee gezien. En nog steeds. Zelfs tot ver buíten de stad. Tot over de verste grenzen. Wereldwijd. Bonenlek en Blaadjeswater. Of … koffie en thee, zoals jij het vast kent. Wie kan er nog zonder? Maar … vergeet niet; het was Jan die er ooit mee begonnen is. Jan de Kruidenier. Uit het mooie Dwaele.